Spirituele Jongeren
http://forum.spirituelejongeren.nl/

Lowbass Boek. Drakenoog
http://forum.spirituelejongeren.nl/viewtopic.php?f=39&t=13428
Pagina 1 van 1

Auteur:  lowbass [ 02-03-2011, 00:06:16 ]
Berichtenonderwerp:  Lowbass Boek. Drakenoog

Oke mensen. Mijn boek 'Drakenoog' is ook niet af maar ik plaats wel van tijd tot tijd wat. Jullie comment's en reacties zijn welkom. Zo kan ik alleen maar beter worden



‘Drakenoog’
Hoofdstuk 1

Een gezicht, Twee werelden
Een man gescheiden in ziel en geest.


Koninkrijk Kionara
652ste zonnecyclus van het tweede Era


De maan scheen aan een heldere hemel zijn licht die nacht. Sterren schenen hun best te doen om zo mooi mogelijk te schijnen. Een aarzelend koel briesje probeerde de stugge bladeren in de bomen te doen ritselen.De stilte en de rust hadden het land in slaap gesust. Niemand zou kunnen vermoeden dat tussen de immense weilanden van het Koninkrijk Kionara een paard in vol galop naar het kasteel van koning Trion rende. Zijn berijder wiens zilveren harnas rinkelde op de maat had een vreselijk bericht dat het hele land zou kunnen bedreigen. Het enige wat hij bij zich had was een bruine leren zak die aan de onderkant karmozijn rood gekleurd was. Af en toe vielen er rood vloeistof uit als het paard weer eens een scherpe draai maakte of op harde ondergrond terecht kwam. In de verte doemde het kasteel al op en de ruiter was bijna bij zijn bestemming. Zijn taak was simpel. De koning moest weten wat er aan de rand van het duistere woud Beroïn zich had afgespeeld Alleen al bij de gedachte aan de gruwelijkheden moest de ruiter die zonder helm was vertrokken kokhalzen. Terwijl zijn paard ervoor zorgde dat ze steeds dichterbij kwamen hoopte de ruiter dat ze niet onderschept zouden worden door rovers of ander gespuis. Zou dat gebeuren dan was de hele missie die hij had verloren gegaan en kon de koning zijn land wel opgeven aan een nieuw kwaad dat de wereld zou vernietigen. Gelukkig voor hem kwam zijn wens uit en stopte zijn paard bij het wachtpost huisje van het kasteel. Een rijk versierde wachtcommandant kwam bij hem aan. Zijn helm was afgedaan maar zijn uitrusting vertoonde dankzij de vele spelden dat hij een hoge rang had gehad in het Legioen van de koning en nu zijn laatste dagen ruste bij deze wachterspost. “Halt vreemdeling. Maak uzelf bekend.” “Ridder Ramin, ridder tweede klasse uit het Feniks Legioen van de koning.” Sprak de ruiter plechtig. “U taak?”riep de wachtercommandant. “Ik heb nieuws van Generaal Hiro van het Feniks legioen dat nu gestationeerd is aan de rand van het duistere woud.” De wachtercommandant keek de ruiter even wantrouwend aan. Daarna draaide hij zich om en schreeuwde op volle kracht: “Laat de brug zakken. Een bericht dat persoonlijk aan de koning verteld dient te worden.” Met krakende en piepende geluiden werd de houten brug vervolgens in beweging gebracht naar beneden. “Vertelt u eens jonge ridder. Waar is u helm?” vroeg de nieuwsgierige wachter. “Mijn helm is onderweg verloren gegaan.” Met een grote doffe bonk maakte de brug bekend nu helemaal te zijn gezakt en de ruiter gaf een trap met zijn hielen tegen de flanken van zijn paard. In vol galop vervolgde het dier zijn weg over de houten planken van de brug om daarna onder de grote bogen en op grote stenen met heldere klakkende geluiden verder het plein op te stormen. De ruiter kwam uit op een gigantisch plein waaraan kleine tavernen een zwak lichtje lieten schijnen op de stenen grond. Enkele kooplieden telden nog gauw hun winst van de dag die ze hadden verdiend aan hun kraampjes om vervolgens daarna hun goederen op te ruimen. Met grote snelheid vervolgde de ruiter zijn weg en via smalle wegen waarin hij soms moest uitwijken voor zwervers of dronken stadslui die hun roes uitsliepen op straat kwam hij bij de grote poort van het kasteel terecht. Bij de grote poort stond al twee bediendes klaar om de ruiter op te vangen en zijn paard te herbergen in de koninklijke stallen. De ruiter sprong van zijn paard en gaf de teugels aan een van de twee bedienden. Hij haalde de lus los van de zak die nog altijd aan de zijkant van het zadel bungelde en liep daarna door naar de bediende die hem opwachtte bij de poort. “De koning is gewekt Heer. U ontvangt hem in de ridderzaal.”sprak de man plechtig. “Als u mij wilt volgen?” En de ruiter volgde zijn gastheer. Na een korte loop van hallen en gangen kwam hij in een grote ruimte terecht waarin zich een grote tafel stond met vele stoelen. Diverse vlaggen waarop een vogel stond afgebeeld sierden de ruimte. De ruimte was koud en kil en dat zorgde bij de ruiter voor een angstig gevoel. Vanuit de verte hoorde een hels kabaal dat verstomd werd toen opeens de koning in zijn lichtblauwe nachtgewaad dat afgezet was zilveren opdrukken van een vogel dat opsteeg uit witte vlammen de ruimte binnen trad. Zijn haren waren lang en wapperden achter de koning aan terwijl hij naar de ruiter toe liep. Zijn gezicht stond op onweer en verraadde de toestand van de koning. “Wie waagt het mij uit mijn slaap te wekken.” De ruiter werd onrustig en angstig. “Ik ben ridder Ramin van het feniks legioen dat gestationeerd was aan de rand van het duistere woud. Ik ben door generaal Hiro gestuurd met een persoonlijk aan u gericht bericht Heer.” De koning liet zijn gezichtsuitdrukking niet zakken. “Ik moest u mededelen dat wat u senaat vermoedde juist blijkt te zijn. Er moet onmiddellijk actie komen.” De koning verstarde. “Waarom stuurde generaal Hiro u in plaats van zelf mij dit nieuws te vertellen?” De ruiter pakte de zak die hij bij zich had en legde die op tafel. De koning keek ernaar en opende met behulp van een bruin touwtje de zak. Snel deed hij de zak weer dicht en wendde zich weer tot de ruiter. “Ga naar de keuken en rust uit.” De ruiter deed wat hem gevraagd werd en liep naar een van de bedienden om hem de weg in het kasteel te wijzen. De koning ging zitten, zijn gezicht en zijn gemoedstoestand waren verward. Een bediende kwam naderbij. “Sire. Is alles goed met u?” De koning draaide zijn gezicht naar de bediende. “Bayard. Wek de gehele senaat. We hebben een hoop te bespreken.” “Natuurlijk Uwe Majesteit.”

Koninkrijk Kionara, rand van het woud Beroïn
652ste zonnecyclus van het tweede Era


Hoewel de maan zijn licht aan de heldere hemel scheen, wierpen de bomen van het duistere woud Beroïn hun duistere schaduwen over het moerassige land. Zware en onheilspellende geluiden lieten horen dat zich in dit woud zich het pure kwaad bevond. Beesten waarvan men het bestaan niet wist laat staan hoe ze hun moesten bestrijden. Enkele dorpjes in de buurt van het dorp beweerden dat de priesteressen van Sifon hier kwade geesten naar toe stuurden zodat ze de bewoners van het koninkrijk niet zouden lastig vallen. Anderen beweerden dat de God Zachea hier zelf woonde en dat zijn volk bestaande uit kannibalen verdeeld in stammen over het woud hun territorium verdedigden tegen indringers en nieuwsgierige boeren. Aan de rand van het bos had zich een klein leger van soldaten zich opgesteld wachtend op bericht van hun leider.Deze stond in een geheel groen gewaad met de rug naar hun toe te kijken naar het onheilspellende woud. Iedereen van het leger kende haar maar wisten niet dat ze zo kwaadaardig was. Geruchten als dat ze een heks was of dat kwade geesten haar hoofd bezoedeld hadden gingen in de rondte tijdens hun maal. Slechts de generaal van dit kleine leger durfde enigszins bij haar in de buurt te komen, maar deed het alleen om nieuws uit te brengen aan haar. Vanuit de lucht klonk een zacht gekrijs dat van een valk afkwam. Een van de mannen stond op en liep naar een paaltje toe waar het dier opstreek. Met een muisje als beloning werd de vogel opgewacht en haalde de man vanuit het buisje op de rug van het dier een kleine rol. Hij las het bericht en ging op zoek naar de generaal die met enkele soldaten bij een kampvuurtje zat te praten en te eten. “Ik zeg je dat mens is moordlustig. Wie wil nou de god Zachea uitdagen. Dat is zelfmoord. Zelfs de priesteressen van Sifon zouden dat niet durven.” “Ik heb gehoord dat ze bezeten is door een kwade geest.”zei een andere soldaat. “zolang ze ons maar geeft wat ze ons beloofd heeft zal ik doen wat ze zegt. Ook al is ze gewoon een eng mens.”zei een andere soldaat vastbesloten terwijl hij een slok van de kruik nam die de groep rondging. “Dadelijk verraad ze ons nog? Dan zijn we helemaal de klos. Waarom zijn wij trouwens hier? Ik krijg de kriebels van deze plek. Wij kunnen niet op tegen een leger van kannibalen en hun God Zachea.” De generaal hief zijn arm omhoog. “Ik zal met haar praten ook al kan ik dat vrouwmens niet uitstaan. Ze heeft iets kwaadaardigs in haar ogen.” De generaal nam de kruik aan, dronk wat en liet een luide boer horen. “Geen enkele vrouw kan een leger leiden maar ondanks dat hadden we op haar commando geen moeite met dat Feniks legioen.” Maar hij werd abrupt onderbroken door de bode met het bericht dat met de valk was meegebracht. Hij las het even snel door en richtte zich vervolgens op. “Is het goed nieuws generaal? Mogen we van deze duistere plek weg?” De generaal keek de mannen aan. “Ik denk dat wij verder gaan op onze weg mannen. Pak je spullen in en maak je klaar voor vertrek.” Terwijl de soldaten opstonden en naar hun tenten toeliepen, maakte de generaal een halve draai en liep in de richting van de door zijn mannen gehate vrouw. Langzaam naderde hij haar, de rillingen liepen hem via zijn ruggenmerg naar zijn hoofd en zorgde voor een ijskoud gevoel dat langzaam in hem omhoog kwam. Toen hij haar genaderd was zag hij alleen haar achterkant. Voor zover hij kon oordelen op haar weelderige figuur was het een jonge vrouw, niet ouder dan 25. Haar lange bruine haren waren in een staart gebonden dat tot op haar onderrug reikte. Ze droeg alleen een groen gewaad. “Wat voor nieuws heb je voor me?” sprak ze. Haar stem was lieftallig in zijn oren. Een haast zangerige stem zo zoet dat het onmogelijk zou zijn dat deze jonge dame slecht was. Helaas spraken haar commando’s die het leger opdroeg tegen het Feniks legioen dat tegen. Ze was koelbloedig in haar opdrachten. De lichamen van de dode soldaten werden van hun vlees gevild en in zakken gedaan. Hun hoofden werden van hun lichamen gescheiden en op puntige palen gezet. Deze palen werden rond het kamp opgezet als overwinningsgebaar naar andere legers die hun wilde veroveren. Ook nieuwsgierige struikrovers en arme boeren die hun wilden beroven zouden het niet in hun hoofd halen om deze groep mensen te overvallen. De zakken met het vlees werden bij elkaar gebonden en werden in een aparte tent gezet. “Onze infiltranten in het kasteel van koning Trion hebben zojuist via valk laten weten dat de ridder aangekomen is. De senaat wordt op dit moment gewekt voor een noodvergadering. De ridder is verstandig geweest en heeft wat u hem opdroeg te zeggen aan de koning verteld.” “Mooi. Mijn plan zal weldra van start gaan.” De generaal aarzelde even. “Zal ik de mannen opdragen hun spullen te pakken om verder te gaan.”De vrouw begon zich langzaam om te draaien. Haar gezicht werd zichtbaar in het blauwachtige schijnsel van de maan. De generaal had dit op zijn minst verwacht. Haar gezicht was mooi. Deze vrouw zou vast en zeker de mooiste vrouw van het koninkrijk zijn. Zijn kwade gevoelens tegenover haar draaiden zich om en maakte plaats voor verliefdheid. Geen enkele vrouw op deze wereld zou mooier zijn dan haar, daar was hij inmiddels zeker van. Alles aan deze vrouw was perfect. Haar ogen straalden in het maanlicht, haar stem zo zuiver als de hemel en haar lichaam het schoonste van het land. De generaal gaf zich over aan zijn gevoel en viel op de knieën. Met grote ogen en een open mond staarde hij haar aan. De vrouw boog zich voorover, taste met haar hand in een kleine buidel om die daarna voor de generaal te strekken met daarop zichtbaar een rood poeder. Haar lippen bewogen zich in wat een kus leek maar zacht blies ze het poeder in zijn gezicht. Hij rook een zoete geur en snoof alles op wat in zijn gezicht werd geblazen. Zijn verliefdheids gevoel naar haar toe versterkte met 100 maal. Het enige waar hij nog aan dacht was aan haar schoonheid. Langzaam richtte ze zich weer op. “Als ik het goed hoorde generaal droeg u dat net al op. Vertel je mannen te stoppen. We wachten op de dag der Doden voor we het woud betreden.” “Wat doen we met de gevluchte ridder vrouwe?” “U bent toch de generaal. Vraag u infiltranten creatief te zijn.” Met een gehypnotiseerde blik stond hij wankelend op. “Ja, mijn meesteres.” zei hij zacht en draaide zich vervolgens om. De vrouw zag hoe hij zijn mannen het nieuws vertelde en glimlachte. “Straks zal de wereld voor mij buigen.”mompelde ze zacht en draaide zich weer om naar het bos alwaar een ijzingwekkende schreeuw haar zachte lachen overstemde

Auteur:  babss [ 02-03-2011, 13:47:41 ]
Berichtenonderwerp:  Re: Lowbass Boek. Drakenoog

Mooi verhaal, lowbass

ik ben het eigenlijk wel met heavenboy eens, door meer alinea's te gebruiken wordt het geheel wat makkelijker leesbaar.

gr Babs

Auteur:  lowbass [ 04-03-2011, 00:42:32 ]
Berichtenonderwerp:  Re: Lowbass Boek. Drakenoog

Koninkrijk Kionara
652ste zonnecyclus van het tweede Era


De ridderzaal vulde zich met senaatsleden terwijl de koning bij het haardvuur stond waar hij al een tijdje in staarde. Toen de laatste stoel naar zijn plekje schoof en het geluid van geroezemoes verstomde draaide hij zich om en keek naar de grote tafel waar alle 12 leden van de senaat zich inmiddels plaats hadden genomen. Met grote passen liep koning Trion naar de enige stoel die over aan het hoofd van de tafel. Hij keek iedereen even aan voor hij begon met spreken.

“Waarde leden van deze senaat. Ik heb jullie in het holst van de nacht bij elkaar geroepen omdat er op dit moment een groot gevaar voor ons koninkrijk dreigt.” De leden staarden de koning aan en zachtjes begonnen ze ietsjes te mompelen. “Ik weet dat de senaat het niet goedkeurde maar omdat de dreiging voor ons koninkrijk groot leek in mijn ogen stuurde ik generaal Hiro en enkele manschappen naar de rand van het duistere woud om zo een oogje in het zeil te houden en mij te rapporteren over dit gevaar.” Alle mannen mompelden maar slechts een begon te spreken. “Over welk gevaar heeft u het Majesteit?” “Ik heb het over de geruchten dat de Ceuron stam ons koninkrijk zou bedreigen met een aanval.” Nadat de koning dit gezegd had begonnen alle leden van de senaat hardop te praten en te vloeken. Een van hun stond op en gebaarde met zijn handen dat iedereen zich stil moest houden. “Waarde koning. Bij de vorige bijeenkomst is er gestemd en men vond dat de Ceuron stam geen direct gevaar was voor Kionara.” Vervolgens ging hij zitten en stond aan het eind van de tafel de volgende op. “De Ceuron stam zijn ratten Sire. Ze zullen niet tot een gevecht overgaan. Het liefst verbergen ze zich in hun holen in het Gebru gebergte. Niets voor niets is hun goddelijke dier een Rat en niet een trotste Feniks zoals de onze. Wij herrijzen uit onze assen en zullen altijd hun miserabele leger altijd verslaan net zoals we dat deden met de Arec stam.” “Raadsheer Pioré heeft gelijk. Wij hebben niks te vrezen van hun. Waarom ging u toch tegen ons besluit in Sire?” Vroeg een andere raadsheer. “Omdat ik de situatie niet vertrouwde. De Ceuron stam is weliswaar een laaghartig groepje ratten maar als er een besluit de aanval op te zetten gaan ze allemaal mee. Zij overtreffen ons met duizenden.” Een andere raadsheer stond op. “U berichtte ons zojuist dat u generaal Hiro heeft gestuurd richting het duistere woud. Wat waren zijn bevindingen?” Terwijl de raadsheer ging zitten haalde de koning de zak tevoorschijn. “Hierin bevind zich het antwoord waarde senaatsheren. Hierin bevindt zich de dreiging die op ons koninkrijk zal neerdalen.”

De koning haalde langzaam de veter los van de zak die eerder die nacht door de ruiter was meegebracht. Met een schok keken de senaatsleden naar het onthoofde hoofd van wat voorheen generaal Hiro was. Het bloed druppelde nog uit zijn nek. De ogen waren terug gedraaid in de kassen en hadden de kleur van donker grijs. Zijn mond stond open en gaapte de senaatsleden aan. Enkele van hun draaiden hun hoofd terwijl de koning voorzichtig het hoofd op de tafel zette. Andere hielden hun hand voor de mond om zo niet te spugen of om de geur van ontbinding te hoeven ruiken. “Mijn vermoeden over het Ceuron leger bleek de waarheid te zijn en deze laffe daad kan ik dan ook niet over heen laten gaan.” Zo hervatte de koning. “Hoe weet u dat dit door het Ceuron leger is gedaan Sire. Het kunnen net zo goed de Howlers of de Eagles zijn.” Omdat we in dit geval een getuige hebben Raadsheer Pioté. Bayard, haal ridder Ramin.” Meteen spurtte de bediende de ruimte uit om niet lang daarna met de ridder terug te komen.

Verlegen kijkend om zich heen kwam de ridder die zijn harnas had uitgedaan en zich in een normale tuniek en broek gehesen had de ruimte binnen. Zijn blik viel op het hoofd van zijn voormalige leider en wendde zijn blik af. “Deze ridder heeft de veldslag meegemaakt waarin ons krachtige legioen is verslagen door een stelletje lafhartige ratten. Waarde ridder Ramin. De senaat wacht op u verhaal.” Ramin voelde een brok in zijn keel en probeerde een aantal keren deze weg te slikken voor hij aan zijn verhaal begon. “Het was vreselijk Sire. We werden in een hinderlaag gelokt. We zaten achter een klein groepje Ceuron mannen aan toen opeens vanuit alle kanten een compleet leger tevoorschijn kwam. Ze maakten de paarden aan het schrikken door huilende geluiden van wolven. Wij vielen van hun rug en waren overgeleverd aan deze groep mannen die het zwaard met kracht hanteerden. Schilden spleten in een enkele slag al in twee en zwaarden braken door de kracht van hun zwaardslagen af. Enkele lieden van het legioen riepen dat er ook magie in het spel was Heer. Ik werd gevangen heer en de anderen waren aan een erger lot bezegeld. Hun lichamen weden ontdoen van hun vlees en huid, hun hoofden werden op palen vastgeprikt. Ik heb nog nooit zo een dergelijke aanval meegemaakt. Alsof ze verschillende tactieken hadden Heer.” Een van de raadsheren stond op. “Vertel jongeman hoe zag hun harnas eruit? Welk dier stond er op hun vlaggen?” “Hun harnas was zo zwart als de nacht en op hun vlaggen preek…” Maar verder kwam de ridder niet. Vanuit een van de deuren klonk een oorverdovend geschreeuw en zonder dat iemand de schutter zag boorden zich opeens vanuit het niets drie pijlen in Ramin zijn borst waarbij de ridder neerviel. Bedienden renden uit de zaal en raadsleden verborgen zich onder de tafel. De koning was ineen gedoken en toen het gevaar gemeden was zag hij de arme jongen die zojuist zijn verhaal deed dood op de stenen vloer liggen. Ook enkele raadsleden kwamen omhoog en zagen de jongen. “We moeten nu actie ondernemen. Dit is het werk van de Howlers. De jongen beschreef precies hun techniek van de groep omcirkelen en de paarden laten schrikken door gehuil.” “U hebt het mis raadsheer. Het waren de Eagles. Hun kracht is zo sterk dat met een slag schilden in twee worden gespleten.””U hebt het beide mis. Het waren overlevenden van de Arec stam. Hij beschreef hun zwarte harnas.”

De koning herpakte zich en richtte zich in volle lengte. “Hier moet actie in ondernomen worden Sire. Ik stel een aanval in op alle groepen.” “Dat is gekkenwerk raadsheer Pioté Wij weten niet welke groep ons legioen aanviel.” De koning spreidde zijn handen. “Wij moeten raad vragen aan raadsvrouwe Sabora. Haar vermogen van het zien van visioenen kan ons van nut zijn.” “Wij kunnen dat serpent niet vertrouwen Heer. Ze is een vrouw die een opleiding heeft gehad bij de priesteressen van Sifon. Haar hersenen zijn bezoedeld met leugens over ons koninkrijk en ze willen ons al jaren bestrijden.” “Ik heb mijn vertrouwen gegeven aan Sabora, waarde senaatsleden en ze heeft ons vaak geholpen. Ik stel deze zitting uit tot morgen. Dan zullen op haar raad ons plan maken.” De senaatsleden durfden zich niet tegen de koning in te spreken en stonden op. Ieder verliet via de hoofdingang de zaal. Slechts enkelen liepen samen en waren druk in gesprek over wat ze moesten doen. De koning liet zich in zijn zetel vallen en zuchtte diep. Bayard liep naar de koning toe. “Haal Sabora hier naar toe Bayard en laat de wachters de moordenaars van de jonge Ramin zoeken. Laat twee bedienden de jongen en het hoofd naar de kerk brengen. Ze moeten geëerd worden en een ceremonie krijgen anders gaan hun lichamen niet naar de andere wereld.” “Natuurlijk Sire.”

Koninkrijk Kionara,
652ste zonnecyclus van het tweede Era
Cellenblok


Water druppelde ritmisch van het plafond naar de vloer. De grote ruimte onder het kasteel zorgde ervoor dat het geluid als een echo de cellen rond ging. Kleine ramen buiten de vele cellen zorgden voor het kleine beetje licht dat via de maan het binnenste bereikte. Klein getrippel van rattenpootjes en wat gehoest van zieke gevangenen in hun cellen waren de enige geluiden die er rond spookten. In de duistere schaduw van hun onderkomen zaten of lagen diverse gevangenen te slapen. Slechts een van hun was wakker en staarde door het kleine raampje van zijn cel naar buiten. Daar zag hij sterren in alle vrijheid fonkelen. Geen moment week zijn blik van de sterren af totdat er ineens een rinkelend geluid klonk van de ijzeren klink dat toegang gaf tot de deur van dit cellencomplex. Ontsnappen was van hieruit onmogelijk omdat deze deur ook de enige weg naar buiten was, en buiten de deur stonden twee wachters voortdurend op hun post. Met een kleine klik ging de deur open. De gevangene draaide zijn blik weer om en keek weer via het kleine raampje naar buiten. Zachtjes piepend ging de cellendeur weer dicht. Het licht dat via een ander raampje op de deur viel verhulde dat een vrouw met blond krullend haar het complex binnenkwam.

Met een dienblad in haar hand waarop brood en een kelk met water was gezet verraadde ze dat ze uit de koninklijke keukens kwam. Haar kleren waarop diverse vlekken zaten bevestigden haar beroep als keukenmeid. Voorzichtig ging ze de oneffen trap af en keek daarbij uit dat ze geen enkele ketting raakte die haar bezoek zou verraden. Eenmaal afgedaald ging ze haast dansend over kettingen en speurende ratten heen naar de meest afgelegen cel waarin de gevangene met zijn rug naar haar toe door het venster zat te staren. “I. Ik kom je wat eten brengen.” Zei ze zacht. De gevangene keek om. “Ik ben Frala.” Ze keek naar de rug van de man voor haar die zich langzaam omdraaide maar in de schaduw bleef zitten. Ze wist niet wat ze moest doen, normaal sliep hij maar nu keek hij haar met glanzende ogen aan. “Waarom?” vroeg hij zacht. “Ik weet dat de wachters je niks meer geven.” Even was het stil. Langzaam schoof de man dichterbij. De kleren die hem veel te ruim waren dansten op zijn schuifelende bewegingen. Een mouw was afgescheurd en om zijn rechter bovenarm gedaan. Slechts een klein stukje glinsterde van wat maan licht dat de ruimte in kwam. “Ik zie dat je mouw weg is. Ik kan morgen wel…” maar ze werd al meteen onderbroken door de gevangene. “Nee, ik wil niet dat je dit doet. Na vanavond kom je niet meer terug.” Frala keek hem bezorgd aan. “Maar je eten dan?” “In deze cel zal ik hoe dan ook wegrotten, waarom dat moment uitstellen.” Frala was van haar stuk geslagen. “Eet dan vanavond nog wat?” vroeg ze bezorgd.

De man schuifelde dichterbij. Het schijnsel van de man verlichtte langzaam zijn gezicht waardoor Frala schrok. Op zijn rechteroog was een kleine open wond naar beneden. De baard zag er onverzorgd uit en hij was bruin van het vuil. Zijn gevangeniskleren zaten vol gaten en vlekken van de viezigheid. Met een stalen blik waarop geen enkele emotie te zien was keek hij haar aan. Toen zag ze zijn linkeroog. Gefascineerd bleef ze kijken en stak langzaam haar hand uit. “Dat teken bij je oog?” “Ga weg keukenmeid. Je hebt hier niks te zoeken.” Zei hij strak. Frala werd wakker uit haar fantasie. Ze haalde haar hand weg en zette het dienblad voor de tralies neer terwijl de man zich weer omdraaide. Ze stond gauw op en ging weg soepel lopend over de kettingen. Bij de deur keek ze nog een keer naar de cel waar de man die ze zojuist nog had gesproken roerloos bleef zitten. Zachtjes opende ze de deur, ging naar buiten en sloot hem weer, het cellenblok in stilte achterlatend.

Auteur:  Matthijs [ 04-03-2011, 15:02:17 ]
Berichtenonderwerp:  Re: Lowbass Boek. Drakenoog

Nice maatje! op wat spelfoutjes na

Auteur:  lowbass [ 06-03-2011, 22:14:17 ]
Berichtenonderwerp:  Re: Lowbass Boek. Drakenoog

Koninkrijk Kionara,
653ste zonnecyclus van het tweede Era

De morgen was aangebroken en de zon scheen aan een heldere hemel. Vogels vlogen door de lucht op zoek naar eten of tjirpten hun vrolijkste lied. Weilanden werden bewerkt door zingende boeren en boerinnen en de kraampjes op het marktplein voor het kasteel waren gevuld met etenswaren waar schreeuwende kooplieden klanten probeerden te lokken met hun aanbiedingen. Kinderen speelden met een bal in de straten of werden door boze mensen achterna gezeten als ze weer kattenkwaad hadden uitgehaald. Ridders en wachters paradeerden door de straten om zo dieven en ander gespuis geen kans te geven ooit iets buit te maken. De koning keek vanuit zijn venster naar de burgers van zijn koningrijk. Iedereen was gelukkig en hadden nog niet te horen gekregen van het gevaar dat hun land zou teisteren. Met een zucht draaide de koning zich weer om en liep naar zijn troon. Enkele baronnen en baronessen waren druk in gesprek over hun stukje land of pochten over hun gewonnen schatten. Het interesseerde de koning niet meer. Toen zijn bediende Bayard naar hem toekwam kreeg hij ietsjes meer hoop. Afgelopen nacht had hij hem gevraagd of hij zijn raadsvrouwe Sabora had willen halen voor een spoedvergadering met de senaat.

“Vertel me Bayard. Komt Sabora hier naar toe?” Bayard boog zich naar voren. “Het spijt me Sire. Sabora is niet op haar kamer te vinden. Ze is ook niet op het paleis.” De koning verroerde zich niet. “Wel is de moordenaar van de jongen Ramin gevonden en opgepakt.” “Een man Bayard. Was de moord door slechts een man gepleegd.?” “Jawel, Sire. De senaat wacht op u in de ridderzaal majesteit.” Bayard rechtte zijn rug en de koning stond op. Hij boog zich naar de baronnen en baronessen en excuseerde zich voor zijn plotselinge vertrek. Met een goedkeurende knik antwoorden ze zijn verzoek en de koning liep plechtig achter Bayard aan. Eenmaal in de ridderzaal aangekomen was het een drukte van jewelste. De raadsleden waren duidelijk in een ruzie beland dat doormiddel van harde sprekers niet werd opgelost maar juist versterkt. Toen de koning zijn entree in de zaal maakte schalden enkele trompetten en werd de ruzie meteen stopgezet. Iedere raadsman stond op en boog vriendelijk lachend naar koning Trion die weer plaatsnam aan het hoofd van de tafel. Hij gebaarde met zijn handen dat iedereen mocht gaan zitten, vervolgens gebaarde hij dat de rest de zaal moest verlaten. Toen de laatste man weg was en de deur dicht viel sprak de koning zijn raadsleden toe.

“Mijne heren. Laten we verder gaan met ons gesprek van afgelopen nacht. Ik heb begrepen dat de moordenaar van de ridder gisteravond is opgepakt zodat wij hem straks kunnen ondervragen.” De raadsman die gisteren nog het hoogste woord had stond op. “Mag ik u vragen Sire of Sabora ook nog aan tafel komt.” “Sabora is op dit moment niet in het kasteel aanwezig.” Zei de Koning. “Maar we kunnen ook zonder haar deze man ondervragen. Bayard laat dat gespuis binnen komen.” De grote deur vloog op en twee soldaten in hun zilveren harnas kwamen naar binnen met tussen hun in een man. Zijn bruine kleren waren bedekt met enkele vlekken en zijn boog met pijlenkoker hing op zijn rug. Zijn haren waren nat en hingen er slapjes bij. “Vertelt u eens, waarom afgelopen nacht een jonge ridder die aan het koninklijke hof werkt door u pijlen is gedood?” De man keek angstig en zenuwachtig in het rond. Nog voor hij kon antwoorden hervond hij zijn kracht en bleef stokstijf staan. “Het einde nadert voor u Koning Trion.” Zei hij met een donkere stem. “U zult snel van u troon gestoten worden.” De raadsleden keken zwijgend toe. “Wie denkt mij van zijn troon te stoten. Zijn het de Howlers of de Eagles?” “Geen van beide Sire. Zij zijn enkel een pion in haar spel.” De koning keek even op van dit antwoordt. “Haar spel? Zijn het dan de priesteressen van Sifon die het op mijn troon gemunt hebben?” “Nee zelfs zij zijn pionnen in haar spel. Niemand zal haar kunnen tegenhouden als zij haar samensmelting met de god Zachea heeft uitgevoerd.” De raadsleden mompelden zacht en de koning was van zijn apropos. “Vertel mij dan wie deze waanzin van plan is en u straf zal mild zijn.” “Het is al te laat Majesteit.” Grinnikte hij. “Lang leven Sabora. Moeder van Kionara.” Riep hij uit volle borst.

De raadsleden schreeuwden terwijl de gevangene luid begon te lachen alsof hij zojuist gek was geworden. “Sluit deze man op voor de rest van zijn leven.” Schreeuwde de koning boven al het gepraat van zijn raadsleden uit. De koning liet zich vallen in zijn fauteuil en keek verslagen voor zich uit. De man werd weggevoerd en de raadsleden schreeuwden boven alles uit, maar de koning hoorde niets meer. Alles verstomde om hem heen. Sabora zijn wijze raadsvrouwe had hem verraden en wilde hem nu van zijn troon afstoten met behulp van de kwade God Zachea. Wat moest hij doen?” Een van de senaatsleden stond op en gebaarde naar iedereen dat ze zich stil moesten houden en moesten zitten. Hij keek naar de Koning en vroeg hem: “Sire wat moeten we doen?” De koning kwam terug tot de werkelijkheid. “Ik heb geen idee.” Zei hij zacht. Enkele raadsleden stonden op en begonnen weer te schreeuwen. “We moeten dit land uit voor ze ons vervloekt.” “We moeten onze krachtigste leger naar haar sturen zodat wij er zeker van zijn dat we overwinnen.” Meer raadsleden stonden op en bemoeiden zich in de discussie. De koning keek de tafel rond en zag alleen raadsheer Moroni zitten. Zijn blik keek naar de tafel alsof hij iets aan het afwegen was. De koning stond op en riep om stilte van de senaat. Terwijl de raadsleden gingen zitten wees de hand van de koning naar raadsheer Moroni.

“Vertelt u eens raadsheer waarom u blijft zitten. Weet u iets meer hierover of bedenkt u een plan?” Raadsheer Moroni keek op toen hij zijn naam hoorde. Aarzelend stond hij op. “Spreek u gedachten uit.” Zei de Koning. “Sire ik weet dat ik pas in de senaat ben gekomen dus ik vind dat ik nog niet zoveel recht van spreken heb maar ik denk dat we een enkel iemand moeten sturen. Hij heeft zich tijdens de oorlog tegen de Arec stam al genoeg bewezen. Zijn kennis van zaken was ver boven die van ons.” De Koning trok een walgend gezicht. “Ik vind dat we hem moeten inhuren en op weg moeten sturen om Sabora tegen te houden.” “Wie is deze man dan?” vroeg een ander raadslid. De Koning kon het wel raden aar weigerde aan dit verzoek gehoor te geven. “zijn naam in de oorlog was er een die angst inboezemde bij onze mannen. Hij wist van alle vechttactieken af en kon daardoor zo ook alles wat in zijn nadeel was tot zijn voordeel maken. Slechts een enkele manier zorgde ervoor dat hij zich overgaf.” De raadsleden keken hem vragend aan maar de Koning stond fel op. “Ik wil niet dat deze man nog wordt vrijgelaten. Hij heeft een aanslag op mij gepleegd en dat is hem duur komen te staan. Zijn misdaden tegen ons koninkrijk zijn te groot om hem vrij te laten rondlopen.” “Sire vergeeft u mij maar…” sprak de raadsheer. “Dit is onacceptabel raadsheer Moroni. Het gehele koninkrijk staat op spel en u wilt deze oncontroleerbare misdadiger op lossen voeten zetten. Dadelijk keert ook hij zich tegen ons.” “Die kans is klein als wij hem een goed bod doen Heer. Ik denk dat als wij kijken naar de gehele situatie hij onze enige hulp is.” “Ik wil er niks mee te maken hebben. Nooit zal ik hem uit mijn gevangenis laten gaan.” Een andere raadsheer stond op. “Over wie heeft het beide?” vroeg hij nieuwsgierig.

Raadsheer Moroni keek naar de koning. “Ik stel voor om Drago ‘Drakenoog’ Ngumea naar Sabora te sturen als ons antwoordt op haar verraad.” Alle senaatsleden waren plotsklaps stil en overwogen het voorstel. De koning werd kwaad. “Ik weiger dat te doen raadsheer Moroni.” “Dan stel ik voor om dit via een open stemming te doen. Slechts een simpel ja of nee is voldoende.” “Dat is ondermijning van mijn gezag als koning van dit land.” Zo schreeuwde de koning. De raadsleden stonden op. “We gaan akkoord met het voorstel van raadsheer Moroni. Een open stemming die meteen bepaalt wat we doen met u voorstel. Iedereen die voor is steekt zijn hand op.” Zo sprak Raadsheer Pioté. Raadsheer Moroni stak zijn hand omhoog en gelukkig volgden alle raadsleden zijn voorbeeld. “Dan is het hierbij bepaald.” Sprak Pioté “Haal Drago ‘Drakenoog’ Ngumea uit zijn cel zodat we hem hierover kunnen berichten.

De Koning vloog omhoog. “Ik stem tegen.” Raadsheer Pioté keek naar de koning. “U hebt onlangs zonder toestemming van de senaat toch een patrouille naar het duistere woud gestuurd om de bedreiging van ons land vast te stellen. U hebt afgelopen nacht zelf gezien hoe Generaal Hiro is terug gekeerd en hoe de jonge ridder Ramin is vermoord onder onze ogen. Dit land is in gevaar doordat een raadsvrouwe die u in vertrouwen hebt genomen van plan is u van de troon af te stoten. Ze is zelfs in staat om, volgens de informant, zich samen met de god Zachea te laten samen smelten. Zij gebruikt alle middelen die er nodig zijn, waarom zouden wij dat weigeren als dit misschien onze enige hoop is. Volgens mijn bronnen heeft Drago ‘Drakenoog’ een goede band met alle anderen stammen in ons koninkrijk. Deze banden kunnen ons van pas komen als hij ervoor kan zorgen dat deze stammen in plaats van tegen ons, zich bij ons zullen voegen zodat ons koninkrijk kan overleven.” De koning ging zitten. “Laat een bediende komen!” riep raadsheer Pioté. Bayard kwam aangelopen vanuit een van de hoeken van de ruimte. “Hoe kan ik u van dienst zijn Heer?” vroeg hij plechtig. “Laat Drago ‘Drakenoog’ uit zijn cel en breng hem hierheen.” “Jawel, heer Pioté.” sprak hij en ging er vandoor.

Auteur:  lowbass [ 30-03-2011, 12:33:27 ]
Berichtenonderwerp:  Re: Lowbass Boek. Drakenoog

Koninkrijk Kionara,
653ste zonnecyclus van het tweede Era

Ondanks dat de zon scheen kwam er maar weinig licht in de kerkers van het kasteel. De kleine vensters in de cellen lieten het licht door maar er niet voor dat de duisternis in de ruimte ontnomen werd. Stofdeeltjes dwarrelden in de zonnestralen die door het duister kliefden. Gevangenen meden het licht door in elkaar gedoken te zitten in schaduwrijke hoeken van hun cel. Ze waren stil, angstig benieuwd wat deze dag hun brengen zou. De stilte werd opeens vanuit het niets verbroken door zacht gerinkel aan het slot. Enkele gevangenen keken op terwijl anderen kreunden van angst. Waren het weer soldaten die hun een afranseling gaven of was het de beul die zijn slachtoffer kwam halen als zijn tijd gekomen was. Een kleine klik en de deur ging langzaam open. In het licht dat op de deur scheen, verscheen een vrouwengezicht met lang blond haar. Een kleine zucht ging er door de kerkers nadat de gevangenen haar zagen. Enkelen wuifden naar haar en vroegen haar hun te bevrijden. Anderen joelden dat ze naar hun moesten komen want ze zouden de tijd van haar leven geven. Weer anderen floten maar zij negeerde hun allemaal. Haar blik was slechts op een cel gericht. Langzaam ging ze over de met kettingen bezaaide vloer heen. Hoe dichterbij ze kwam hoe meer ze kon zien. Het dienblad dat ze de avond ervoor had neergezet stond er nog, onaangeraakt door de mannelijke gevangene.

Toen ze eenmaal genaderd was rende een kleine rat er in haast vandoor naar zijn schuilplaats. Ze liet zich op de knieën zakken en keek de cel in op zoek naar de man die ze gisteravond had bezocht. In elkaar gedoken met de armen over elkaar rustend op zijn knieën staarde hij haar aan. “Ik had je verboden hier te komen.” Zei hij met zware stem. “Ik maakte me zorgen.” Zei ze zacht. “Verspilde moeite.” Was zijn antwoordt. Ze was uit het veld geslagen. Hoe kon hij zoiets zeggen? Was zijn leven dan niet belangrijk? Eventjes verschoof ze zich naar het licht toe. Vanuit haar nek begon er iets te schitteren wat de man opmerkte. Ze keek even om zich heen en zocht iets om een gesprek te beginnen. “Er word gesproken in de keuken. Ze zeggen dat een deel van het legioen van de koning is aangevallen door enkele overlevende van de Aroc stam.” De man bleef roerloos in zijn cel zitten. “Generaal Hiro is niet teruggekeerd en er schijnt een ridder vermoord te zijn.” Nog altijd kreeg ze geen antwoordt. Weer verschoof ze zich. Vanuit haar blouse kwam een ketting tevoorschijn met daarop een vogel die uit het vuur scheen te komen. De man keek naar de afbeelding en liet een zucht horen.

“Hoe was je naam ook al weer?” vroeg hij opeens vanuit het niets. Het meisje schrok van de donkere stem maar was blij iets uit hem te hebben gekregen. “Mijn naam is Frala. Ik werk in de keukens.” De man kwam uit zijn zittende positie en schuifelde dichterbij. “Wat denk jij? Zit de Aroc stam erachter?” Vroeg hij haar. Frala twijfelde even en keek toe hoe de man langzaam in het licht kwam. Zijn gezicht raakte de zonnestraal die zijn cel inging en Frala keek met groot ontzag naar het gezicht. Alles wat ze de avond ervoor zag was dus geen droom geweest. De wond bij het rechteroog. De tekening om het linkeroog, zijn vuile baard en gezicht. Alles was echt geweest. Alsof ze gehypnotiseerd was bleef ze naar de afbeelding bij het oog staren. “Vertel me keukenmeid Frala. Wat denk jij? Heeft de Aroc stam dit op zijn geweten?” Ze besefte wat ze deed en keek zo snel mogelijk naar beneden. “Ik denk dat ze gelijk hebben.” Zei ze zacht. “En waarom denk jij dat?” “Waarom zou de koning ze anders aanvallen?” vroeg ze hem. “Een goede vraag jonge keukenmeid. De Aroc stam was inderdaad wreed, maar dan alleen op het slagveld. Ze waren verder vreedzaam en hadden geen kwaad in de zin. Hun hoofdman was de rust zelf en straalde dat ook uit naar zijn troepen. Toen de koning hun aanviel werd hij verslagen doormiddel van het technische vernuft van de hoofdman. Hij gebruikte tactieken van andere stammen samen om zo krachtig mogelijk te zijn zonder zelf veel slachtoffers te lijden onder zijn mannen.” De man liet zich nu in het volle licht zien. Zijn rechterarm had een doek om die een open wond verborg. Zijn linkerarm vertoonde afbeeldingen van een vogel met een kroon op zijn hoofd en een wolf die huilde. Op zijn handen zaten naast de eelt, ook afbeeldingen. Deze zaten op de ruggen van zijn handen en waren een ronde cirkel met een ster erin. “De hoofdman van de Aroc stam gebruikte de tactieken van de Howlers en de Eagles. Samen met hun sterke harnas waar de Aroc stam zelf bekend om stond waren ze onverslaanbaar. Hun enige zwakke plek waren de mensen waarvan ze hielden. Zo werd de hoofdman bedwongen en gevangen gezet. De rest van zijn stam werd gedood.”

Frala keek hem aan. “De Aroc stam bestaat niet meer?” Frala’s ogen werden groot terwijl de man langzaam zijn hand uitstak. Met een grote snelheid greep hij plots de ketting die om Frala’s nek zat en trok hem dichterbij. “De koning nam de vrouw en dochter van de hoofdman gevangen dreigde met een zwaard op hun keel dat als hij zich niet over zou geven zij de dood zouden vinden. Verslagen gaf de hoofdman zich over en terwijl hij in de boeien werd geslagen zag hij hoe zijn mannen werden afgeslacht. Zijn vrouw en dochter werden niet vrijgelaten. In plaats daarvan sneed de koning met zijn zwaard hun keel door en liet hun dood bloeden op de grond. De hoofdman was verslagen op een laffe wijze.” Frala luisterde aandachtig. Ze huiverde bij zijn woorden. “Dat is vreselijk.” Zei ze. “Dat zou de koning toch nooit doen?” De man voor haar liet de ketting los. “De koning was laf en handelde uit wraak.” Sprak hij. “Maar dat hij zo laf is om zijn dochter op hem af te sturen om zijn lijden nog wat te vergroten had de hoofdman nooit gedacht.” Frala schrok. “Wat? Hoe?” maar voor ze verder kon gaan vloog de deur van de kerker open met een klap en kwamen twee soldaten vergezeld met een gevangene de ruimte binnengestormd.

De gevangene lachte als een bezetene. “Lang leven Sabora. Moeder van Kionara.” Schreeuwde hij. Andere gevangenen begonnen te joelen en te juichen. Een van de soldaten greep een sleutel van zijn riem en opende een nog leeg staande cel en smeet vervolgens de nieuwste bewoner van de kerkers zijn cel in. De ander pakten een houten knuppel van de wand en sloeg op de tralies van de cel. “Stilte. Smerige kakkerlakken die jullie zijn.” Schreeuwde hij. Frala stond geschrokken op, deed haar ketting terug in haar blouse en liep langzaam de schaduw in maar het was al te laat. “Kijk eens Gloimdal. We hebben een muis in onze kerkers rondlopen. Die moeten we maar eens nader onderzoeken. De andere soldaat keek even rond. “Neem jij haar gevangen dan kan ik ondertussen die rat naar de koning brengen, dan gaan we later veel plezier aan haar hebben.” De soldaat met de sleutel liep naar de cel van de gevangene en rommelde aan het slot. De andere liep dreigend naar Frala toe. Ze was bang en liep langzaam achteruit. Zachtjes raakte ze een muur en bleef staan. “Zo Gloimdal. Dit is een keukenmeid. Bedenk je eens in wat voor plezier we aan haar zullen hebben daar boven in de keukens.” Frala huiverde bij de gedachte. Gloimdal pakte de gevangene bij zijn polsen en liep met hem de cel uit. “Speel er nu niet mee, maar grijp die muis. We hebben een belangrijke taak.”

De soldaat keek even om en Frala zag haar kans schoon om weg te rennen. “Idioot ze ontsnapt.” Schreeuwde Gloimdal die naar zijn zwaard greep. Geschrokken van de plotselinge actie greep de soldaat naar de haren van Frala en trok deze met kracht terug zodat ze wel geneigd was om te stoppen door de pijn. “Laat haar los.” Zei de gevangene. Gloimdal kwam dichtbij het gezicht van de man die hij losjes bij de polsen vast had. “En wat zou er gaan gebeuren als we dat niet zouden doen?” vroeg hij op kinderlijke manier. “Dan zou ik je zwaard maar goed vastmaken voor een verkeerde persoon het wegneemt.” Gloimdal keek naar zijn zwaard. De gevangene greep zijn kans en duwde met kracht Gloimdal opzij. Van schrik liet hij de polsen los en razendsnel pakte de gevangene het zwaard uit de houder van Gloimdal. Geschrokken deinsde Gloimdal achteruit. De andere soldaat keek op van het plotselinge geluid en draaide zich om. Hij keek direct op de punt van het zwaard dat de gevangene voor zich hield. “Laat haar los en wij zullen beide vredig meegaan met jullie.” Frala keek de man aan. De soldaat die haar haren vast had liet ze los en snel liep ze naar haar bevrijder toe en bleef daar achter staan. De gevangene liet rustig het zwaard naar beneden zakken en gooide die vervolgens terug naar Gloimdal, die nog altijd verschrikt van het plotselinge geweld was blijven staan. Het gekletter van het zwaard op de stenen vloer leek hem uit zijn angst te ontwaken. Voorzichtig pakte hij zijn zwaard weer op, deed deze weer in de houder en liep naar de gevangene toe. “De koning wenst je te spreken. Volg ons, maar geen geintjes begrepen.” De gevangene keek naar Frala die nog altijd achter hem schuilde. “Vanzelf sprekend niet.” Sprak hij Met kleine passen liep ze met zijn vieren naar de trappen van de kerkers alwaar de deur uitnodigend open stond.

Frala liep dicht achter de gevangene aan en zette haar handen op zijn schouder. “Dank je.” Fluisterde ze zacht in zijn oor. De gevangene boog zijn hoofd achterover. “Het is nog lang niet voorbij prinses.” Frala haalde haar hand terug . Hoe kon hij nu weten wie ze was? Ze voelde de ketting die ze weer in haar blouse had gestoken tegen zich aan stoten. Zo had hij dat dus geweten. Haar ketting! Het gezelschap naderde de deur en samen lieten ze de kerker achter zich op weg naar de koning.

Auteur:  lowbass [ 10-05-2011, 17:20:12 ]
Berichtenonderwerp:  Re: Lowbass Boek. Drakenoog

Koninkrijk Kionara,
653ste zonnecyclus van het tweede Era

Het was stil in de ridderzaal van het paleis. Iedereen wachtte met spanning op de komst van Drakenoog. Ze zouden hem inlichten en hopen dat hij bereid was om zichzelf op te offeren voor het koninkrijk Kionara. De koning was kwaad. De senaat had een besluit genomen zonder zijn toestemming. Dat was ondermijning van het koninklijke gezag. Mocht Drakenoog niet instemmen dan zou hij hem direct ter dood veroordelen en de executie zelf tot uitvoer brengen. De senaatsleden keken elkaar aan. Het duurde wel een tijdje voordat Drakenoog zou komen maar zou hij dat ook doen. Was hij bereid in te stemmen op een beperkte vrijheid in dienst van de koning? Langzaam opende de deur van de ridderzaal en kwamen Bayard gevolgd door twee soldaten en twee andere mensen de ruimte in. De koning stond op. Wie was dat meisje bij de gevangene die men Drakenoog noemde. Aan haar kleren te zien kwam ze vanuit de keukens van het paleis. Enkele senaatsleden hielden hun adem in toen ze de gevangene zagen samen met het meisje. “Wachters. Waarom is dat meisje meegekomen?” “Ze liep rond te snuffelen bij deze gevangene Heer. Wij hebben haar daarom ook gevangen zodat u per direct een oordeel over haar kunt vellen.” De koning keek het meisje aan dat langzaam dichterbij kwam. Waarom kwam ze hem bekend voor?

De senaatsleden keken allemaal op van deze verschijning. De koning had niks door. “Neem haar mee zodat we haar straks kunnen berechten.” Raadsheer Pioté stond op. “Majesteit. Ziet u dan niet…” De koning wuifde naar de raadsheer om hem tot zwijgen te brengen. “Wachters neem haar mee.” Zei hij nogmaals streng. De wachters draaiden zich om en namen het meisje mee tot voorbij de deur van de ridderzaal die met een klap dicht ging. De gevangene bleef staan en richtte zijn blik op de koning. “U hebt mij ontboden Sire?” vroeg hij hem nederig. De koning stond op. “Zoals je vast wel gehoord zult hebben verkeerd mijn land in groot gevaar. Volgens bronnen schijnt een van mijn raadsleden van plan te zijn om zich te laten samensmelten met de kwade God Zachea. Dit raadslid wil daarna met groot geweld mij van de troon afstoten en dit land vernietigen. Ondanks de vele strijdmachten vond de senaat het een beter idee om een man op het probleem af te sturen.” De gevangene keek nog altijd naar de koning die probeerde rustig te blijven onder zijn blik. “Wat heb ik daarmee van doen?” Vroeg de man. “De senaat vond dat U Drago ‘Drakenoog’ Ngumea uiterst geschikt was voor deze taak. Ik wil u daarom als u ermee instemt ook erop uit sturen om dit kwaad te bespioneren en desnoods te stoppen. Wat zegt u ervan Drakenoog?”

Raadsheer Moroni stond op. “Wij van de senaat zullen u wensen tegemoet komen mocht u deze hebben.” De koning keek kwaad naar raadsheer Moroni die vervolgens weer ging zitten. De gevangene keek naar de raadsheer en vervolgens weer naar de koning. “Waarom ben ik dan van belang. Vergeet niet Koning dat u met veel macht probeerde mijn volk ten gronde te richten…” “Dat is nooit bewezen.” Brieste de koning nu kwaad. “En nu verlangt u dat ik instem met een zelfmoord missie.” sprak Drakenoog rustig verder. Raadsheer Moroni stond op. “Wij zullen u eeuwig dankbaar zijn Drakenoog als u mee wilt helpen. U zult uiteraard na deze missie vrij zijn van alle beschuldigingen.” “Nooit zal ik daarvoor toestemming geven. Nog niet in een miljoen jaar.” De gevangene hoorde de ruzie tussen de raadsheer en de koning niet meer. Zijn gedachten wisselden diverse gebeurtenissen af. “Drakenoog. Bent u bereid op deze missie te gaan?” vroeg raadsheer Moroni tenslotte. Drago, de gevangene, werd wakker uit zijn denken en richtte zijn nu op volle lengte. “Ik ben bereid de missie te aanvaarden op enkele voorwaarden. Ten eerste wil ik een bad, scheerbeurt en nieuwe schone kleren. Ten tweede wil ik zo licht mogelijk reizen zodat ik snel weer terug kan zijn om mijn bevindingen aan u Sire door te geven. Ten derde wil ik dat de keukenmeid die net is opgepakt onder mijn toezicht wordt geplaatst.”

De raadsleden schrokken en wachtten op het woord van de koning. “Laat de keukenmeid samen met de wachters de ridderzaal betreden.” Schreeuwde hij. De grote deur opende zich en meteen verschenen Frala en haar wachters. Toen ze eenmaal genaderd waren keek Frala naar beneden. “Het spijt me Sire.”zei ze zacht. De koning keek weer naar de keukenmeid voor zich maar negeerde haar excuses. “Vanaf heden sta jij onder het toezicht van Drago ‘Drakenoog’. Mijn besluit staat vast.” Frala kreeg langzaam tranen in haar ogen. Ze keek omhoog. “Vader alsjeblieft. Herkent u mij niet.?” De koning keek nog even naar de keukenmeid. “Jij kunt mijn dochter niet zijn, keukenmeid. Zij hangt nooit rond bij gevangenen, laat staan in de keuken.” “Maar vader dat doe ik juist wel. Ik wil namelijk vrij zijn en niet opgesloten in mijn kamer aan de westvleugel.” “Zwijg. Mijn dochter is te herkennen aan het familiejuweel dat ze om haar nek hoort te draaien.” Frala kwam naar voren en legde zich neer op de grond bij de voeten van de koning. De tranen stroomden uit haar ogen en via haar wangen op de stenen vloer. “Uit mijn ogen. Jij bent mijn blik en spijt niet waardig.” Zei de koning plechtig en vervolgens liep hij er vandoor. De raadsleden stonden op als teken van respect maar keken verslagen naar het meisje op de grond. Raadsheer Moroni nam afscheid en liep naar Drago toe. “Waarom vroeg jij of hij zijn eigen dochter onder jou toestemming wilde zetten.” “Noem het een oude rekening vereffenen. Het is alleen spijtig dat een vader zijn eigen dochter niet herkend.”

De raadsheer en Drago liepen door naar Frala die op de grond lag te huilen. “Kom kind maak je geen zorgen.” Frala keek op naar de raadsheer en zag vervolgens Drago naar haar kijken. “Waarom zeiden jullie niets?” vroeg ze terwijl de tranen over haar wang biggelden. Drago keek haar aan. “De koning denkt maar aan een persoon prinses. En dat is hijzelf. Misschien dat op deze manier hij ooit tot inkeer zal komen. Tot die tijd staat U onder mijn begeleiding en zal ik U ten alle tijden beschermen.” Sprak Drago terwijl hij zijn hand uitstak naar haar. “Zie het als een mogelijkheid om U land te leren kennen prinses. Misschien overkomt u niet hetzelfde als nu met u vader.” Sprak raadsheer Moroni. Frala nam de arm aan en kwam omhoog. “U bent nu tenminste vrij en niet meer opgesloten op U kamer.” Zei Drago. Frala keek Drago aan, er was iets aan hem wat haar interesseerde. Ze herkende iets in hem maar ze wist niet wat. “Dat is wel waar.” Zei ze zacht. “Mooi dat is dan opgelost. Ik zal samen met de senaat ervoor zorgen dat U prinses altijd wel ergens bent zodat U tenminste een excuus hebt voor u afwezigheid. Maar nu is het tijd om u beide klaar te maken voor u lange reis. Ik breng u naar het gastenverblijf aan de Noordvleugel waar u een bad kunt nemen. De kleermaker zal vandaag nog u maten opnemen en kleren voor u maken zodat u licht kunt reizen. De kok zal een maaltijd klaar maken die u magen goed zult vullen. Ik zie u beide over twee dagen.” Langzaam liepen ze met zijn drieën door de gangen en kwamen uit bij een spiraaltrap dat naar boven leidde. Halverwege stopten ze voor een kleine deur die toegang gaf tot een enorm verlichtte ruimte. Er stond 1 bed met diverse banken erom heen. Enkele vrouwelijke bedienden stonden al klaar. Raadsheer Moroni nam afscheid en deed de deur dicht. “Ik ben hier nog nooit geweest.” Zei Frala die met grote ogen rondkeek.” “Kijk nog maar goed rond prinses. Over twee dagen is deze luxe voorbij.” sprak Drakenoog wijs en liep naar een van de ramen en keek bezorgd naar buiten. Waar was hij in hemels naam aan begonnen?

Auteur:  lowbass [ 16-05-2011, 16:49:11 ]
Berichtenonderwerp:  Re: Lowbass Boek. Drakenoog

De dag vorderde zich snel tot het avond werd en het schemerrood het luchtbeeld bepaalde. Drago stond bij de grote raam naar buiten te turen en zag hoe diverse raven zaadjes pikten van de grond of aan een net gedode muis zaten te peuzelen. Vandaag was snel voorbij gegaan en hij relativeerde het allemaal in zijn hoofd. Hij had zich geschoren en gewassen, had zich door de koninklijke kleermaker laten opmeten en had van het overvloedige maal dat de kok bereid zich tegoed gedaan aan diverse gevulde kippen, zwijnen en ossevlees. De mede die werd geschonken had hij met kruiken leeggedronken en dat zorgde ervoor dat hij nu in een zachte roes was beland die hem gelukkig maakte. Frala was keuriger geweest in deze behandeling. Het feit dat haar eigen vader haar niet had herkend deed haar hart zeer maar ze was ook vastbesloten geweest mee te gaan en het land te leren kennen op een andere manier dan haar vader. Nu lag ze op haar rug in het bed naar het plafond te staren. Af en toe keek ze naar Drago die roerloos bleef staan.
“Wat gaan we doen zodra we uit het kasteel weg zijn?” vroeg ze om de stilte te verbreken. Drago verroerde zich nog steeds niet. “Zodra we onze kleren hebben vertrekken we.” Frala kwam omhoog. “Zonder wapens?” “Dat klopt prinses zonder wapens.” “Maar waarom, we moeten toch gaan vechten?” “Niet alles wordt opgelost met geweld. We zullen moeten praten met de andere stammen om hun aan onze kant te krijgen mocht het tot een oorlog uitlopen. Want zonder vrienden in deze strijd zal dit koninkrijk haar einde snel tegemoet zien.” Frala stond op en liep naar Drago. Ze ging naast hem staan. “Waarom vroeg je aan vader of hij mij onder jou toezicht wilde plaatsen?” Drago keek Frala aan. “Wil je liever in de cel zitten dan?” “Nee dat niet maar had je er een speciale reden voor?” Drago liep vervolgens weg bij het raam en ging op een van de banken liggen. “De enige reden dat ik het heb gevraagd is zodat jij niet in de cel kwam.” Hij deed zijn ogen dicht. “Zorg voor een goede nachtrust prinses. Morgen verwacht ik de kleren en dan vertrekken we direct.” Frala keek Drago eens aan maar besloot dat hij gelijk had. Ze dichte de gordijnen en ging op bed liggen. Langzaam sloot ze haar ogen en viel in een onrustige slaap

Koninkrijk Kionara, rand van het woud Beroïn
653ste zonnecyclus van het tweede Era


Kleine vuurtjes laaiden op terwijl de avond viel aan de rand van het bos. In de grote groene tent die het dichts bij het woud stond zat Sabora aan haar tafel en las een rol met enkele inscripties daarop getekend. Ze las ze aandachtig en hoorde daarom ook niet hoe een kleine man in een zwart harnas haar tent in kwam gelopen. “Vrouwe Sabora. Er zijn enkele priesteressen van Sifon die U willen spreken.” Sabora schrok en sprong omhoog. Ze zag de kleine man die angstig ineen dook bij haar plotselinge beweging. “Waag het nooit mij op deze manier te storen.” Schreeuwde ze. “Natuurlijk Vrouwe Sabora. Mijn spijt is groot. Vergeeft u mijn slechte gedrag. Maar enkele priesteressen wensen u te spreken.” Sabora zag hoe de man nog verder ineen dook. Kwaad als ze was rolde ze alles op en deed deze in een zak die aan haar stoel hing. “Laat hun maar binnen commandant.” Snel vluchtte de man haar tent uit en al gauw kwam er drie in blauwe gewaden geklede vrouwen de tent binnen.
“Eerwaarde priesteressen. Mijn zusters wat een vreugd om u weer te zien.” De vrouwen kwamen tot aan het bureau en lieten daarna hun hoofden zien. Met hun handen deden ze hun kappen af en werden hun gezichten zichtbaar. De middelste vrouw had lang bruin haar dat stijl naar beneden liep. Haar gezicht was klein maar sprak boekdelen. De andere twee waren wat ronder van gezicht en ook hun haar was lang maar de kleur was zwart. “Vrouwe Sabora. Ik zou mij niet verheugen ons weer te zien.” Sabora zuchtte. “Hoofdpriesteres Asuma. Vanwaar deze eer.” “De eer is eigenlijk een verwringing die onze zusters zien in de scheidingslijn tussen goed en kwaad. U begrijpt dat wij daarom al onze afvallige zusters persoonlijk moeten bezoeken.” Sabora draaide naar rechts en liep naar een tentwand met daarop een plattegrond van het koninkrijk. “Ik begrijp het maar ik heb geen kwaad in de zin. Dus U verdoet u tijd hier Hoofdpriesteres.” Asuma bewoog niet en staarde naar Sabora. “U weet dat ik begaafd ben met de kracht om mensen te lezen net zoals u begaafd bent met de kracht mensen te beheersen?” “Ik wijs u er nogmaals op Hoofdpriesteres dat ik geen kwaad in de zin heb. Ik ben hier op onderzoek naar de grenzen van Kionara. Om deze in kaart te brengen.”
Asuma keek even naar Sabora. “U bent net als alle andere afvallige zusters gewaarschuwd niet te spotten met het kwaad. Voornamelijk op de dag der doden morgen.” Sabora draaide zich weer om en liep terug naar het bureau en keek Hoofdpriesteres Asuma in haar ogen. “Waarschuwing aanvaard.” sprak ze Sabora venijnig. Asuma wist genoeg. “Wij houden U in de gaten Vrouwe Sabora.” Daarna draaide het gezelschap zich om en liep de tent uit. Na een tijdje kwam de kleine commandant weer binnen. “De priesteressen zijn van het kamp afgegaan vrouwe Sabora.” Sabora ging weer zitten. “Mooi!” “Heeft u orders voor de mannen?” “Ja commandant. Vermoord de drie priesteressen en breng mij het hoofd van de hoofdpriesteres Asuma.” “Maar Vrouwe Sabora. Dat is heilig schennis.” Sabora keek de commandant aan. “Twijfel jij aan mijn orders.” Siste ze . “Nee, mijn vrouwe maar wij kunnen haar toch niet ombrengen. Dat brengt de scheidingslijn ernstige schade aan.” Sabora werd woedend. “Ik wens niet tegengesproken te worden commandant anders ontgaat u hetzelfde lot als u voorganger.” De commandant keek angstig uit zijn ogen. “U bedoelt toch niet?” “Dat bedoel ik zeker commandant. Ik kan me nog goed herinneren hoe u zijn nek doorsneed.” De commandant slikte. Haar wil was wet en daar kon hij niks tegenin brengen als hij niet vermoord wilde worden. Enkele zweetdruppels gleden via zijn wangen naar beneden en verraadden zijn angst voor haar. Langzaam ging hij door zijn knieën, zijn maliënkolder rinkelde zacht. Hij boog zijn hoofd naar de grond. “U wil is onze wet meesteres Sabora. U order wordt uitgevoerd.” “Dat is wat ik wilde horen commandant. Sta op en maak u klaar om morgen dit woud in te trekken.” “Ja meesteres.” Terwijl de commandant zich uit haar tent verwijderde pakte ze al gauw weer de rollen uit haar tas en las ze nogmaals door.



Koninkrijk Kionara, rand van het woud Beroïn
653ste zonnecyclus van het tweede Era


Geruisloos bewogen de priesteressen van het kamp door de grasvelden. Hun hoofden waren nog altijd door de kap van hun mantel bedekt. Hun handen waren onder hun mouwen in elkaar geschoven en zwijgend vervolgden ze hun weg. De hoofdpriesteres liep voorop toen ze ineens halt hield. “Hoofdpriesteres Asuma. Is er iets?” De priesteres deed vlug haar kap af en terwijl de andere twee dat ook deden sprak ze hun toe. “Mijn zusters. Hebben jullie goed opgelet?” “Hoe bedoelt u Vrouwe Asuma?” “Hoe zagen de harnassen eruit van de mannen?” De twee volgsters keken elkaar aan. “Ze waren zwart hoofdpriesteres. Het teken op hun schild was dat van een draak.” “Goed opgelet, maar nu mijn volgende vraag. Van welke stam zouden ze zijn geweest?” Het andere meisje deed een stap naar voren. “Dat zou de Aroc stam zijn geweest. Zij droegen als teken een draak. De hoofdman was een afvallige uit het koninkrijk. Elke afvallige werd gemerkt door een drakenafbeelding op zijn lichaam te zetten, als teken dat hij een vijand van het koningsschap was.” De hoofdpriesteres was onder de indruk. “Heel goed zuster Amanda. Maar wat weten we over de Aroc stam?” Nu deed de andere zuster weer haar woord. “De Aroc stam is 15 jaar geleden geheel verslagen door de koning en zijn Fenikslegioen.” “Precies zuster Brianna. Hoe kan het dan zijn dat de Aroc stam nu de raadsvrouwe van de koning helpt?” De twee zusters keken elkaar aan. “Dat is onmogelijk Vrouwe Asuma.” “Ik denk dat we Vrouwe Sabora een tijdje in de gaten moeten houden mijn zusters. Ik voel een flinke verschuiving in de scheidingslijn.” “Wij stemmen ermee in Vrouwe Asuma.” “Ik had niet anders verwacht van mijn beste leerlingen.” Lachte priesteres Asuma.

Vanuit de verte klonk er plots een zacht geritsel. De drie priesteressen schrokken en keken vervolgens om zich heen. Enkel gras was er te zien, maar nog voor ze zich konden klaarmaken om weer te vertrekken sprong er vanuit het niets een groepje mannen naar voren gehuld in zwarte harnassen. Hun zwaarden zwaaiend en hun schild voor zich uit gestrekt. De priesteressen waren verward. Hoe konden zulke onverlaten deze priesteressen overmeesteren. Brianna en Amanda werden overrompeld. De zwaarden van het groepje mannen zwiepten door de lucht en sneden het vlees en botten van hun lichaam af tot ze volledig van hun ledematen ontdaan waren. Hun bloed vormde een plas in het gras en hun hoofden werden aan hun haren opgetild. De twee achterste mannen renden vervolgens met de hoofden weg, terug naar het kamp terwijl de overgebleven mannen dreigend dichterbij priesteres Asuma kwamen. “Dwazen.” Brieste ze. “Dwazen dat jullie zijn. Jullie meesteres bezoedelt jullie gedachten.”De mannen keken haar dreigend aan. En zetten een stap dichterbij. “Laat mij jullie helpen.” Een kleine grom ontsnapte uit een van de helmen. “Dit is heiligschennis en daarvoor zullen jullie door hogerhand gestraft worden.” Sprak Asuma.
De man vooraan deed nu zijn helm af. “Zodra Vrouwe Sabora met de god Zachea is samengesmolten, zal zij de wereld heersen en ons belonen.” Asuma deed een stap terug. “Dus dat is Vrouwe Sabora van plan. Zij mag niet zegevieren. Luister niet naar haar.” Asuma keek om zich heen, ze kon niets vinden wat haar zou helpen. “Zwijg jij feeks van de priesteressen. Binnenkort zal de wereld kennis maken met een nieuw en sterker kwaad dat over dit koninkrijk zal regeren. Maar voordat we dat doen zullen we eerst met U moeten afrekenen.” Asuma keek nogmaals om zich heen in de hoop iets te kunnen vinden, maar wederom vond ze niks. Ze deed een stap naar achteren en rechtte haar rug. “Maak U klaar om te sterven toverkol.” Sprak de eerste man van de groep. Asuma vouwde haar handen samen, deed haar ogen dicht en prevelde vlug een bezwering. De mannen zette hun zwaarden klaar in aanvalshouding en stormden op haar af. Nog voor ze haar bereikte loste Asuma op in rook en liet zich vervolgens meewaaien door de wind.
De mannen waren verbijsterd en keken om zich heen, niet gelovend wat er zojuist was gebeurd. “Hoe brengen we dit bij Vrouwe Sabora?”vroeg een van de mannen angstig. “We zeggen niets.”sprak er een ander. “Dwaas.” Schreeuwde de leider van het groepje. “Dat zou ze nooit geloven. We zeggen haar dat ze in het ravijn is gestort en dat we haar lichaam vervolgens niet meer konden vinden.” De mannen knikten. “Terug naar het kamp. We moeten ons klaar maken voor vertrek.” Schreeuwde hun leider weer.

Koninkrijk Kionara,
653ste zonnecyclus van het tweede Era


Drago schrok plots wakker van een schrijnende pijn in zijn linkerhand. Hij keek naar de rug van zijn hand en zag hoe de afbeelding van een pentagram met daarop een letter. Hij wist wat het betekende ondanks dat hij het niet kon lezen. Een straaltje bloed ontsnapte er uit een van de lijntjes en snel stond hij op. Met grote passen liep hij naar het raam en tuurde in de verte naar iets wat hem antwoordt kon geven. “Asuma!” sprak hij zacht.

Auteur:  Gigo Valonka [ 16-05-2011, 20:43:52 ]
Berichtenonderwerp:  Re: Lowbass Boek. Drakenoog

leuk verhaal!! :D :wink:
alleen ik moet ff wat tijd reseveren om het te lezen:P:

Pagina 1 van 1 Alle tijden zijn UTC+01:00
Powered by phpBB® Forum Software © phpBB Limited
https://www.phpbb.com/