Spirituele Jongeren
http://forum.spirituelejongeren.nl/

Verhalen van Rens
http://forum.spirituelejongeren.nl/viewtopic.php?f=39&t=14130
Pagina 1 van 1

Auteur:  Rens [ 03-08-2011, 12:52:17 ]
Berichtenonderwerp:  Verhalen van Rens

Alweer een tijd geleden heb ik wat geschreven. Het leest als een stuk van een boek, en sluiten niet per se op elkaar aan. Wie weet ga ik ooit nog eens meer schrijven. Voor nu dit:

Ze kijkt me aan, en ik kan zien dat er tranen in haar ogen verschijnen. Ik weet dat ze iets wil zeggen, iets wat ze al zo lang weet, maar wat ze altijd voor zichzelf heeft gehouden. Maar de reden weet ik niet, en ik ben te bang het haar te vragen. “Ben je wel eens verliefd geweest, Michael?” vraagt ze, terwijl ze met haar hand de tranen van haar wang veegt. Ik probeer het me momenten te herinneren, maar er komt niks tot me. “Nee” zeg ik twijfelend , “volgens mij niet”. Ze kijkt me aan en knikt. Voor een paar minuten staren we beide naar de grond. Af en toe hoor ik een korte snik en zie een enkele traan op het hout vallen. Ik durf haar niet aan te kijken. “Wil je niet weten waarom ik huil?”, vraagt ze uiteindelijk. De directe vraag laat me een beetje schrikken. Mijn hart begint als een malle te kloppen, zo erg dat ik bang ben dat ze het kan zien. Gedachten beginnen zich te vormen in mijn hoofd, “Wat weet ze?”, “Hou ik eigenlijk wel van haar?”. Even blijf ik stil, kijk naar de grond, dan naar haar, en weer naar de grond. Met moeite breng ik een ja uit. “Kijk astjeblieft naar me” zegt ze met welgemeende genegenheid, en langzaam breng ik mijn hoofd omhoog, haar ogen vermijdend, nogsteeds te bang haar recht aan te kijken. “Jij bent degene waarop ik altijd heb gewacht”. “Jij bent degene die die ik nodig had...heb”. Nodig voor wat denk ik, maar spreek deze gedachtte niet uit. “Hoe bedoel je? Wist je dat ik kwam, dat je mij zou ontmoeten?”. Ik realiseer me dat ik haar nu recht aankijk, elk detail van haar prachtige gezicht in mij opnemend. Haar helder groene ogen, met een prachtige gele ring rondom haar pupil, als de corona van de zon tijdens een zonsverduistering. De rode strepen langs haar neus tot op haar wangen, van de tranen die nogsteeds af en toe te voorschijn komen. Het donkere, bijna zwarte haar, wat elegant over haar linker schouder valt. “Nee, nouja, niet jij specifiek, maar....”. “Maar wat?” vraag ik. “Je moet me begrijpen, ik wist niet of ik het zelf kon geloven, anders had ik het al veel eerder tegen je gezegt”, zegt ze alsof ze zich voor iets verontschuldigd. “Je kan het me zeggen Maya, ik hoor wel meer zogenaamd rare dingen”, zeg ik met een geforceerde glimlach om ontspannen over te komen, maar God weet dat ik bijna uit mijn vel spring van de spanning en anticipatie. “Ik heb altijd geweten dat jij bestond, maar pas toen ik je zag begon ik het te geloven”. Ik wil iets zeggen maar ze gebaart me om te wachten. “Wij horen bij elkaar Michael, als twee hersenhelften. We kunnen wel afzonderlijk functioneren, maar altijd voelen we dat er iets mist. We kunnen gelukkig zijn, of bedroefd, depressief of het uitgillen van plezier, maar heb jij ook niet altijd het gevoel dat er iemand mist in zo’n moment? Dat je het eigenlijk met iemand hoort te delen, dat het voelt alsof het moment niet compleet is zonder die ander?”. Pijn overspoeld mijn hart, en verspreid zich langzaam als een verlammend gif door mijn hele lichaam. Ik voel niks. Ik kijk naar haar gezicht, haar ogen verwachtingsvol en vol hoop, en ik weet niet wat ik moet zeggen, ik ben verlamd, van mijn tenen tot mijn tong. Was dit niet waar ik op had gehoopt? Was dit niet de liefdesverklaring waar mijn hart zo naar smachtte? In dat moment stort mijn hele wereld in elkaar, niks lijkt meer werkelijk te zijn. Hoop vervliegt, mijn hart wordt koud en leeg, mijn geest donker en in totale verwarring. Nog nooit heb ik mij zo verschrikkelijk gevoeld, en het wordt alleen maar erger wanneer ik langzaam mijn mond open doe en met veel moeite en weerstand haar naam uitspreek. “Maya...ik...”. Voordat de zin volledig in mijn geest is gevormd hoor ik ergens ver buiten mij iemand spreken; “Het geeft niet, het is nog té vroeg. Ik moest het je gewoon zeggen”. Ik wil haar vertellen dat ik van haar houd, dat ik haar de meest mooie verschijning vind welke ik ooit heb mogen aanschouwen, dat ik met haar wil zijn en haar wil omarmen en nooit meer loslaten. Ik wil mijn verwarring uitschreeuwen, haar duidelijk maken dat ik niet snap wat er zojuist is gebeurt. Maar het enige wat ik kan zeggen is een schamele “Sorry”. “Het maakt niet uit, het komt nog wel” zegt ze terwijl er een kleine glimlach op haar lippen vormt. Ik voel me dan als een onwetend kind welke van een volwassene te horen krijgt dat hij nog niet oud genoeg is om hét te begrijpen, en ik raak een beetje gefrustreerd. Maar één blik op haar gezicht laat die gevoelens vervliegen en ik voel me weer lichter worden. De zwarte wolken in mijn geest drijven uit elkaar en voorzichtig begint de zon weer te schijnen. Mijn hart verwarmt zich wanneer ze haar hand op mijn knie legt. “Ik heb honger, zullen we wat te eten gaan halen?”. Met die woorden is het alsof het hele drama wat zich slechts enkele seconden hiervoor heeft afgespeeld is verdwenen, opgelost als mist in een warme zomer zon. Ik raap mijn gedachten snel bij elkaar,“Ja, lekker”. We staan op en ze loopt voor mij de deur uit. Terwijl ik mij omdraai om de deur op slot te doen voel ik de zachte korte aanraking van haar hand op mijn onderrug. “Geen zorgen”. Een diepe glimlach vult mijn gezicht als ik me omdraai en met haar de trap af loop.

---

Het kost me een paar minuten om bij het bos aan te komen, en eenmaal daar zet ik mijn fiets tegen een dikke boom aan. Het bos bevindt zich op een stuwwal en al heigend en puffend bestijg ik de houten trap naar boven. Boven laat ik mijzelf even tot rust komen, en kijk om me heen. De warme avond zon baadt alles in een oranje gloed en de stilte is bijna absoluut, slechts onderbroken door het zachte ritselen van de bladeren en af en toe het gezang van een vogel die zijn aanwezigheid kenbaar maakt. Ik haal diep adem, neem de zoete geur van een bos in bloei in me op, en adem in een lange teug alles uit. Een zachte briesje roert de omgeving en onwillekeurig krijg ik kippenvel. Ik trek mijn vest wat dichter tegen mij aan, en begin me een weg te banen door het smalle pad, aan weerszijden begroeid met grote varens. Mijn hoofd voelt zwaar en slechts de de afleiding van de schoonheid waarin ik mij bevindt weerhoud mij ervan weg te drijven op een zee van verwarring en twijfel. Ik probeer niet aan haar te denken, tevergeefs. Telkens wanneer ik mijzelf erop betrap, verban ik haar beeld uit mijn geest...
“Ik voel me hier gewoon niet thuis” zeg ik, “de wereld lijkt wel gestoord”. “De mensen houden niet van elkaar, ze respecteren elkaar niet”. “Ze maken alles zo ingewikkeld terwijl het juist zo simpel kan zijn”. Ja, zegt Maya. Het blijft even stil. “En ik weet gewoon niet wie ik ben”. Ik voel me zo klein snap je? Weerloos, onmachtig. Ze knikt, en lijkt het allemaal in haar op te nemen. “Je bent heel erg mooi, wist je dat?” zegt ze na een tijdje. Wat? vraag ik haar met een onbegrijpend gezicht. “Je bent niet weerloos en onmachtig, je bent heel erg mooi”. “Hoezo?”. “Ik kan jouw licht zien” zegt ze een beetje verlegen. “Mijn licht?”. Ze kijkt omlaag en zegt; “Ik weet niet hoe ik het kan, maar bij sommige mensen zie ik hun licht, maar het is meer dan dat, ik kan het voelen”. “Wat zie je bij mij dan?” vraag ik nieuwsgierig. “Ik weet niet zo goed hoe ik het uit moet leggen. Het is alsof het zien en voelen één is”. Hmm ok, zeg ik, maar echt begrijpen doe ik het niet. “Maar ik zie het niet bij veel mensen, en bij jou zie ik het wel”. “Weet je wat het betekent?” vraag ik. “Een beetje”... “Een beetje?” “Nouja, ik snap het nog niet helemaal. “Kan je uitleggen wat je precies voelt?” vraag ik. Ze knikt en zegt: “Bij jou voel ik warmte, en een soort veiligheid.” Ze legt haar hand op mijn borst, boven mijn hart. “Hier voel ik het” zegt ze. Haar plotselinge aanraking brengt me van slag. Ik voel haar warme hand, elke vinger. Mijn hart begint weer sneller te kloppen. Ik sluit mijn ogen, zowel genietend van het gevoel als om mijn hart tot bedaren te brengen. Wanneer ik mijn ogen weer open doe, zie ik haar groene ogen die mij recht aankijken. Gevoelens overspoelen me. Ik voel ze allemaal tegelijk maar ik kan ze toch onderscheiden. Ik kan het zien, de angst, angst die ze altijd met zich meedraagt, constant. Een angst die ze kent, die ze controleert met al haar macht. Ik zie de liefde die ze bezit, pure liefde, brandend als een enorm vuur. Een vuur wat haar hele wezen verlicht. Ik kan het zien! Ik zie het licht! Ik open mijn ogen, en besef me dan pas dat ik ze had gesloten. Weer zie ik haar gezicht. Langzaam haalt ze haar hand van mijn borst weg. Een grote vreugde komt er over mij heen en ik ben stil, en ik huil. “Wat je zag”, zegt Maya, “is mijn wezen. Een deel ervan tenminste.” “Je wezen?” vraag ik. “De ander is als een spiegel, je ziet je eigen wezen in de ander.” “Maar het licht wat ik zag Maya, hoe...dat kan ik nooit hebben”. “Je wilt het niet zien, je denkt dat je het niet waard bent. Je verzint allerlei redenen waarom jij nooit zo mooi kan zijn”. “Maar ik ben niet zo mooi!” schreeuw ik terwijl ik mijn tranen niet meer kan bedwingen, en ik schrik van mijn eigen felheid. “Ik doe zoveel dingen fout, er is zoveel met mij mis, hoe kan ik nou zo mooi zijn?”. “Je ontkent je ware aard, je ziel, je liegt het constant voor door te zeggen dat het niet mooi is”. “Hoe zou jij je voelen als iemand constant tegen je zei dat je niet mooi of perfect genoeg bent? Zou je je er niet naar gaan gedragen?”. “Maar wat heb ik daar nou over te zeggen? Dat licht is zo puur, dat kan toch niet twijfelen?”. “Maar jij bent dat licht Michael, het is niet iets anders, geen deel van jou, jij bent het.” “Als ik dat licht ben, waarom is er dan zoveel mis met mij? Dat licht was zo enorm mooi, het was... pure schoonheid, waarom voel ik mij dan niet zo?” “Je gelooft er niet in, daar kies je voor. En het is jouw vrije wil om dat te doen”. “Je ziet wat je wilt zien, en jij wilt die schoonheid niet zien, om welke reden dan ook”. “Hoe kan ik die schoonheid dan wel zien?” “Door je waarneming te veranderen.” “Hoe? Ik kan het gewoon niet, er zijn zoveel dingen die mij tegenhouden”. Een glimlach verwarmd Maya’s gezicht, “zie het zo”, zegt ze. “je hebt jezelf in een kooi gezet, maar tevens heb je de sleutel. Je weet alleen niet meer waar je hem hebt opgeborgen”. “Wat heb ik daar nou aan?” zeg ik geërgerd, en meteen voel ik mij schuldig. “Je hebt net een kijkje buiten de kooi genomen, met de tijd zal je de sleutel gaan herinneren. Als je dat weer weet, loop je gewoon de kooi uit, en vervolgens vraag je je af waarom je er nooit eerder op gekomen bent”. “Dus ik moet gewoon...wachten?” zeg ik een beetje verbijsterd. “Geduld is iets wat we allen eens zullen moeten leren” zegt Maya, “Sommige dingen kan je niet forceren, die nemen er hun eigen tijd voor”. “Nou, dan hebben ze bij mij alles behalve haast”. “Maak je geen zorgen, het zal plotseling gebeuren”. “Tot die tijd zul je vaak eraan denken, aan die sleutel, wat het is, waar je het kunt vinden. Je zult het willen zoeken, je zult soms denken dat je de sleutel gevonden hebt, maar uiteindelijk komt het als een dief in de nacht”. “Hm”. Ze blijft me een tijdje aankijken, met die eeuwige wijze glimlach van haar, en ik heb geen zorgen, ik geloof haar. Alleen zie ik nog iets anders in die ogen, iets wat nog onuitgesproken is. Maar voordat ik me er in kan verdiepen leunt ze naar me toe, en sluit haar armen om mij heen. Haar heerlijke zoete geur dringt mijn neus binnen en ik ontspan in de omhelsing. Het voelt goed.

Pagina 1 van 1 Alle tijden zijn UTC+01:00
Powered by phpBB® Forum Software © phpBB Limited
https://www.phpbb.com/