Dankjewel
Ik ben druk bezig met dat verhaal waar jij naar vroeg.
Maar ik vond het onderwerp nogal moeilijk dus ik ben nog
een beetje aan het vechten met het toesenbord
Hier een nieuw verhaal dat wat meer weg heeft van een dialoog (:Schrijfopdracht 4/6
Stond hij werkelijk daar?
Even dacht Floris dat hij droomde, maar toen keek hij nog eens even
heel goed. Hij stond er toch echt, Kenneth, de mooiste jongen van
het hele helal. Zijn huid was wit als sneeuw en zijn haar was zo
zwart als ebbenhout. En zijn stem, oh, zijn stem was zo zuiver als
die van een nachtegaal. Elk meisje zou voor deze jongen door het
lint gaan, dat wist Floris wel zeker.
Maar Floris was geen meisje, nee, bij lange na niet. Dus zijn liefde
zou onbeantwoord blijven. Zolang deze nachtegaal tenminste niet
de zelfde gevoelens voor zijn eigen geslacht zou koesteren, zoals
Floris dat in ieder geval wel deed. Want Floris was homo.
Maar hoe kwam een homo jongen er eigenlijk achter of een andere
jongen ook homoseksueel was?
Eén keer hadden de jongens elkaar gesproken en toen had Floris
wel een vermoedde gehad, maar dat kon ook gewoon valse hoop
geweest zijn. Ze hadden elkaar ontmoet in het Lingebos, de plek
waar hij en zijn zusje, Flora, hun meestte vrije tijd doorbrachten.
Wat Kenneth helemaal alleen in het bos had gedaan, had Floris niet
echt begrepen. En nu, nu kwamer ze elkaar opnieuw tegen. Bij de
poort van de plaatselijke begraafplaats, het kon ook niet anders dan
zo'n gekke plek zijn.
'Hoe heet je eigenlijk?' flapte Floris er uit.
Geschrokken draaide Kenneth zich om, maar zijn gezicht klaarde al
snel op toen hij zag dat het Floris was die hem wat vroeg.
Hij had nog vaak aan hem moeten denken na die keer in het Lingebos,
hij was bang geweest dat hij hem raar zou hebben gevonden omdat hij
helemaal in zijn eentje naar het bos was gegaan om te kunnen genieten
van de besneeuwde omgeving en de diertjes die nog niet aan hun winterslaap
waren begonnen. Zou Floris ook wel eens gevlucht zijn voor de kille muren
van zijn veel te grote dure huis?
'Ik ben Kenneth.' antwoordde hij lief.
Floris begon te stotteren: 'Floris, ben ik, dus.'
Kenneth knikte, 'Maar dat wist je natuurlijk al.' glimlachte hij.
'Ja,' antwoordde Kenneth, 'en je zusje heet Flora. Floris en Flora, heten jullie.'
Daarop volgde een diepe stilte.
'Ik was bang dat ik je nooit meer zou zien.' gaf Kenneth toe.
Floris moest zichzelf in bedwang houden, hij mocht nu niet gaan gillen.
Dit-is-heel-normaal-dit-hoeft-niets-te-betekenen, dreunde Floris op in zijn hoofd.
'Ik ook wel een beetje.'
Er volgde weer een pijnlijke stilte.
'Wanneer zien we elkaar weer?'
'Nooit.'
'Waarom niet?'
'Mijn moeder wil niet dat ik met vreemden afspreek, ze is de voorzitster van deze
buurt.' zei Kenneth.
Floris keek geschokter dan dat de bedoeling was. 'Maar dan ben jij een de Wit.'
veronderstelde hij.
Kenneth lachte: 'Ja, Kenneth de Wit.'
'Dan zijn we nu geen vreemden meer van elkaar, toch?' hij gaf Kenneth de Wit
een hand. 'En ik ben Floris Keizer.'
'Wanneer zien we elkaar weer?'
'Morgen.' zei Floris overtuigd. 'Zelfde tijd, de zelfde plaats.'
'Bij het kerkhof?' vroeg Kenneth geschokt.
Floris schudde zijn hoofd, hij was even vergeten waar ze waren. 'Nee, ik bedoel
natuurlijk ergens anders,' Floris dacht even diep na.
'Bij mij thuis?' stelde Kenneth voor.
'Bij jou thuis.' bevestigde Floris.
Nu besefte ze allebei pas dat ze elkaars hand nog altijd vast hadden.
'Sorry.' zei Floris ernstig.
'Geeft niet.' zei Kenneth ernstig terug.
'Tot morgen.' zei Floris.
'Tot morgen.' zei Kenneth.