noot van de vertellerHallo iedereen, hier hebben jullie het eerste hoofdstuk van mijn nieuwste project. veel plezier
.
Het Haardvuur
1.De Herberg
Eeuwenlang is de mens doodsbang geweest voor de nacht. Dat is logisch, misschien lijkt het niet zo maar toch is het logisch.Denk eens terug aan de tijd dat je nog een klein kind was. Was je toen niet bang van die krakende trap, alsof een dief langzaam de trap opsloop om alles waar je van houdt te stelen? Of van de monsters onder je bed? Hadden we reden om bang te zijn?
Kom mee naar het Duitsland van de negentiende eeuw. Toen het Duitse rijk nog groot en rijk aan tradities was . Daar in het hart van het Zwarte Woud ontmoeten we onze twee hoofdfiguren. Alle twee rijden ze te paard met niets meer als een tas mee met een beetje proviand om de dag door te komen.
“Wilhelm geef nu toch eindelijk eens toe dat we verloren zijn gelopen.”
“Ach Jacob stop eens met zeuren ,de hele reis door doe je niets anders als klagen.”
“Je zou voor minder. We hadden al lang thuis moeten zijn . Ik had je nog zo gezegd om de weg naar Berlinger te volgen maar nee, Wilhelm Grimm wist een kortere weg via het Zwarte Woud. Waarom ben ik ook zo dom geweest om jouw te volgen.”
“Voor de laatste keer broertje stop met zagen.”
Om te tonen dat hij het meende reed Wilhelm een stuk sneller door terwijl zijn broer maar door bleef klagen. Het geruzieging nog een heel uur door. Jacob en Wilhelm ruziede zo hard dat ze niet merkten dat een zware dikke mist het Zwarte Woud bedekte. Een mist die zo zwaar was dat het amper mogelijk was om je eigen hand te zien.
“Mooi”, zei Jacob,” Nu zitten ineens midden in een mist. Fijn, nu raken we zeker niet thuis.”
“Zwijg, Jacob ik zie daar licht branden. Ik denk dat er daar een herberg is .”
” Natuurlijk een herberg midden in het Zwarte Woud waar praktisch geen kat komt.”
“ Op zijn minst woont er daar iemand en kom nu niet af met jouw onnozel verhaal van dwaallichtjes . We gaan er hoe dan ook naartoe.”
Langzaam reden ze op de lichtjes af en zoals Wilhelm al dacht kwamen ze aan bij een herberg. Jacob kon zijn ogen niet geloven. Een herberg midden in het Zwarte Woud, hoe was dat mogelijk?
“Het ziet er geen echt leuke herberg uit maar op zijn minst hebben we nu een plaats om te overnachten.”
Zei Wilhelm terwijl hij de deur opende en de herberg binnen stapte terwijl zijn broer hem volgde. De binnenkant van de herberg zag er ook niet echt gezellig uit. Overal stonden vuile tafels met stoelen aan die er niet comfortabel uitzagen. Kortweg zag alles er vuil uit alleen het haardvuur zag er schoon uit en nodigde uit om er dicht bij te gaan zitten. Er zat niemand in de herberg en het verbaasde Jacob en Wilhelm helemaal niet dat na een minuutje of vijf de herbergier de eetzaal pas binnen kwam. De herberg zag er dan wel smerig uit maar dat was niet te zeggen van de herbergier. Hij zag er heel verzorgd uit en kwam over als een dikke goedzak.
“ Welkom heren, in mijn kleine herberg. Willen jullie een kamer delen of toch liever ieder een aparte kamer?” vroeg de herbergier. Willem en Jacob vroegen voor een aparte kamer en de herbergier begon meteen met het schoonmaken van een tafeltje dicht bij het haardvuur.
“Vanavond eten we eend met brood.”
Zei de herbergier vrolijk terwijl hij de twee broers naar hun tafeltje begeleidde. Wilhelm zat nog maar net toen uit de keuken een beeldschone verschijning de eetzaal binnen kwam met twee komen vol eend in haar handen. Ze zag er nog jong uit, had lang zwart haar en een huid zo wit als het maagdelijke sneeuw die het winterse bos bedekte. Wilhelm kon zijn ogen niet van haar afhouden.
” Alstublieft heren, jullie avondmaal. Eet smakelijk.”
Zei het meisje met een lieve glimlach en nadat ze de twee kommen op tafel had gezet verdween ze weer terug naar de keuken.
“ Willem , kom eet nu eens van jouw eend in plaats van zo dromerig voor je uit te staren.”
Zei Jacob nadat hij zijn eend bijna achter de kiezen had.
“Jacob , ik denk dat ik verliefd ben.”
“Dat dacht je van de tien vorige meisjes ook al en telkens was het voor jouw niets meer dan een nachtje plezier en de volgende morgen was je hen al beu.”
“ Maar deze keer is het anders, ik voel het.”
“Ach eet je eend op .”
De eend smaakte hen zo goed dat ze al spijt hadden dat de eend al op was. Vrolijk kwam de herbergier hun tafel afruimen en schonk hij hen een glas van zijn eigen wijn in terwijl hij zich bij de 2 broers schaarde voor het haardvuur.
“Vertel mij eens, reizigers, vanwaar komen jullie vandaan?”
“Wij komen van Kendrig,”vertelde Jacob,” we waren daar op bezoek bij familie van ons om enkele volksverhalen op te schrijven.”
“ Jullie houden dus van volksverhalen?” vroeg de herbergier nieuwsgierig.
” Niet per sé,” zei Willem,” we verzamelen ze alleen maar om te kunnen uitzoeken waar die verhalen vandaan komen en we proberen de verhalen te begrijpen en te verklaren.”
“Hoe het ook zij, ik denk dat ik wel een verhaal ken waarin jullie waarschijnlijk geïnteresseerd zullen zijn.” Zei de herbergier,” het verhaal van de zwarte raven. Ooit van gehoord?”
“Eerlijk gezegd niet nee.” Zei Willem.
“Luister dan goed want ik het vertel het geen tweede keer.”
Volgende donderdag verschijnt het vervolg