DRIE WEKEN
Hoe kan je leven veranderen in drie weken? Drie weken, een schijntje in vergelijking met een mensenleven. Althans, mijn mensenleven, uw mensenleven. En toch is het mij gebeurd, zo voelt het tenslotte. De drie weken die mijn leven veranderden heb ik doorgebracht in een weeshuis, gelegen in het stadje Houma. Amper op de kaart te vinden in een gigantisch land als China, terwijl er misschien twee steden in Nederland zijn van dergelijke grootte.
De kinderen die hier woonden hadden allemaal minstens een handicap, sommigen hadden er meer dan een. Deze varieerden van hazenlip en klompvoet tot autisme en agressieproblemen en allemaal woonden ze samen in hetzelfde huis. Ook hadden ze allemaal wel ouders, maar hebben zij de pech gehad in China geboren te zijn. Hier is het namelijk financieel praktisch onmogelijk een kind met een handicap op te voeden en ik vraag me af of de omgeving van de ouders een gehandicapt kind geaccepteerd zou hebben. Al deze kinderen zijn te vondeling gelegd.
Dankzij de zusters die het weeshuis runnen en de tantes die voor de kinderen zorgen is er elke dag eten voor deze kinderen, dankzij hen hebben zij een slaapplaats. Elke dag bestaat uit opstaan, eten, plassen, eten, slapen, eten en douchen. En weer slapen. Slechts twee van de kinderen gaan naar school, de rest vermaakt zichzelf zover dat kan. Ik besef ergens hoeveel geluk deze kinderen hebben gehad, een kans op een leven en een dak boven hun hoofd maar ergens blijft het moeilijk om iets te waarderen dat in Nederland de grenzen van alle normen en waarden ver overschrijdt. Er is geen communicatie met deze kinderen, niets behalve een standje en soms zelfs een klap, waardoor velen van hen veel minder ontwikkeld zijn dan eigenlijk mogelijk zou zijn. Geen knuffels, spelletjes en geintjes.
De komst van een groep vrolijke Nederlandse jongeren moet dan ook best een schok voor deze kinderen zijn geweest. Ikzelf zat in de tweede groep, de kinderen waren al gewend aan onze witte gezichten en gelukkig voor ons was het werkschema aangepast en meer gericht op het vermaken van de kinderen.
De kinderen die ik aantrof waren niet zo zeer verlegen maar hadden allemaal, buiten hun handicap om, hun problemen.
Er was een meisje dat nooit uit haar bed gehaald werd en daardoor ook heftige lichamelijke problemen vertoonde (haar benen altijd opgetrokken langs haar lichaam en een ingezakte borstkas). Zij werd (vooral door mijn groepsgenote) uit bed gehaald om te eten en voor fysiotherapie en gewoon bij de rest te zitten. De vijfde dag bewoog zij voor het eerst zelf haar benen.
Er was een meisje dat vaak enkel onder dwang at, altijd gesloten en in haar eigen wereld. Enkel door eerst met haar te spelen en te lachen wilde ze graag van je eten, maar pas als ze zich open gesteld had.
Er was een jongetje dat alle aandacht liefst voor zichzelf hield en best vervelend kon zijn. Toch voerde hij met veel liefde zijn huisgenootje dat dankzij zijn hazenlip niet zelf kon eten, uit zichzelf. En toen het jongetje niet meer wilde, begon hij mij te voeren.
En er was een meisje dat zo woedend kon kijken dat het schattig was. Haar driftbuien kwamen bijna dagelijks, contact zoeken met ons kon ze ook niet goed. Door oogcontact en zachte woorden verdween haar driftbui, na een week kwam zij een knuffel vragen (als haar vriendje het ook deed dan...) en bijna aan het einde van de drie weken gaf ze mij voor het eerst uit zichzelf een kus.
Drie weken, het lijkt niets. Maar voor de kinderen die ik ontmoet heb kan het een verschil maken. Nu, terwijl ik thuis zit en alles bezit wat mijn hartje begeert, vraag ik me af hoe het met ze gaat. Zouden de operaties waarvoor we geld hebben ingezameld succesvol zijn verlopen? En missen ze ons nog, of denken ze terug aan onze aanwezigheid met een lach? Ergens vind ik het cru, kinderen zoveel te geven maar net zo hard weer te ontnemen. Aan de andere kant is voor sommigen hun leven voorgoed veranderd. Het mijne lijkt in elk geval veranderd. En dat in slechts drie weken.
|